Duits werkwoord Videolessen schieten

In deze les bekijken we onze videolessen met de naam Duitse werkwoordvervoeging. Werkwoorden in het Duits; Ze zijn onderverdeeld in groepen zoals gewone werkwoorden, onregelmatige werkwoorden, scheidbare werkwoorden en niet-scheidbare werkwoorden.



Leren is relatief eenvoudig in vergelijking met sommige van de regels van regelmatige werkwoorden zijn onregelmatige werkwoorden, onregelmatige werkwoorden, maar in ieder geval zijn ze over het algemeen niet-gereglementeerde dagelijks leven van de meest gebruikte onregelmatige werkwoorden moet altijd onthouden.

In vorige lessen gaven we informatie over werkwoordvervoeging.
Laten we nu wat informatie geven over werkwoordvervoeging en fonetiek.
Laten we nu een onderwerp en een werkwoord voor onszelf plaatsen om een ​​zin te maken;

Onze aandacht: ich: I
Firestorm: lernen: leren
In dit geval maken we de zin:
Cümlemiz: onderwerp + werkwoord: ich lerne: Ik ben aan het leren
(getekend volgens de huidige tijd)

Op dezelfde manier;
Onderwerp: du: sen
Werkwoord: lernen: leren
Zin: du lernst: je bent aan het leren

Onderwerp: wir: we
Werkwoord: lernen: leren
Zin: wir lernen: we leren

rennen: uitvoeren
ich renne: Ik ren
wir rennen: we zijn aan het rennen
sie rennt: zij (vrouw) rent
Sie rennen: jij (zachtaardig) loopt
geëxporteerd: je draait



Mogelijk bent u geïnteresseerd in: Wil je de gemakkelijkste en snelste manieren leren om geld te verdienen waar niemand ooit aan heeft gedacht? Originele methoden om geld te verdienen! Bovendien is er geen kapitaal nodig! Voor details KLIK HIER

Het onderwerp van een zin hoeft niet per se een persoonlijk voornaamwoord te zijn. Elk wezen kan ook het onderwerp van de zin zijn.
Laten we nu verschillende zinnen maken;

Ahmet rennt
Ahmet rent
AyÅŸe rennt
AyÅŸe rent
die Katze rennt
de kat rent

sprechen: spreken
ich spreche  Ik spreek
sprr spricht  je bent aan het praten
Ali spricht  Ali spreekt
das Kind spricht  kindje aan het praten
ein Kind spricht  een kind praat
die Kinder sprechen  kinderen praten
der Lehrer spricht  de leraar praat
die Lehrer sprechen  leraren praten
ein Lehrer spricht  een leraar praat

De bovenstaande zin is een heel eenvoudige zin die in de tegenwoordige tijd kan worden gemaakt. U kunt verschillende zinnen maken met elk werkwoord en onderwerp dat u maar wilt.



Deze vind je misschien ook leuk
Toon opmerkingen (1)