Duitse indirecte frage

Indirect Frage in het Duits, indirecte vragen in het Duits, indirecte zinnen



Belangrijke notitie: Beste vrienden, de volgende lezing is voorbereid door onze leden en niet door onze Duitse instructeurs. Geschreven voor informatieve doeleinden, er kunnen enkele kleine tekortkomingen zijn. Wij presenteren het onderwerp voor u.

INDIREKTE FRAGE

STERF FRAGE

1. Directe Frage: (Directe vraag)

2. Indirecte Frage: (Indirecte vraag)

A. W-Fragen:( Vragen beginnend met W-)
1. Wie overvalt u? Ich möchte wissen, wie du heißt.

2. was kostet das? Kon je zeggen, was het kostet?

3. Komt u met de bus? Wissen Sie, wil de bus komen?

4. Wie heeft de film lang geleden? Weißt du, wie lange der Film dauert?

5. Wat is het Rathaus? Entschuldigung, wissen Sie, wo das
Rathaus
B. Ja-Nein-Frag:

6. Kommen Sie auch mythe? Als je eraan denkt, of hoe doe je dat?
7. Trinkst du auch Tee? Ich frage, ob du auch Tee snuisterij.



Mogelijk bent u geïnteresseerd in: Wil je de gemakkelijkste en snelste manieren leren om geld te verdienen waar niemand ooit aan heeft gedacht? Originele methoden om geld te verdienen! Bovendien is er geen kapitaal nodig! Voor details KLIK HIER

Mogliche varianten:

darf en mal fragen,
Würden Sie mir sagen,
Ik ben geïnteresseerd in allem,
Wissen Sie vielleicht,
Weisst du vielleicht,
Können Sie mir sagen,
Kan het gebeuren, + um wie viel Uhr der Film begin?
Konnten Sie mir sagen,
ik weet het niet,
ik fragment,
Private Hoed Gefragt,
Bitte sagen Sie mir doch,


Dit is wat u moet doen:

1. Kan je zien, waar je ook komt.
(Kun je me vertellen waar je vandaan komt?)

2. Herr Müller fragment, ob du hier neu bist.
(Meneer Müller vraagt ​​of u hier nieuw bent.)

3. Darf ich fragen, waar is dat?
(Mag ik vragen wie dit is?)

4. Frau Akman fragte, was das ist.
(Mevrouw Akman vroeg wat het was.)

5. Mein Freund zal wissen, ob ich 18 duizend.
(Mijn vriend vraagt ​​of ik 18 ben.)

6. Weet u wat de auto doet?
(Weet je van wie de auto is?)

7. Weißt du, wann die Ferien beginnen?
(Weet je wanneer de vakantie begint?)

8. Der Lehrer fragment, ob ich de Hausaufgaben gemacht habe.
(De juf vraagt ​​of ik mijn huiswerk heb gemaakt.)

9. De arm van de man is gefragt, en is geld waard.
(De arme man vroeg of ik wat geld had.)

10. Die kranke Frau fragte uit Arzt, was sie essen darf.
(De zieke dame vroeg de dokter wat ze mocht eten.)



Deze vind je misschien ook leuk
opmerking