Duitse tegenwoordige tijd (Prasens) Subject Test

1. Welke van de volgende is de wortel van het werkwoord spielen?




2. Welke van de volgende is de stam van het werkwoord gehen?




3. Welke van de volgende is de stam van het werkwoord trinken?




4. In welk geval worden infinitief-achtervoegsels correct gegeven in het Duits?




Wat is de vervoeging van het 5e spielen werkwoord volgens de 1e persoon enkelvoud (I)?




Wat is de vervoeging van het 6e werkwoord spielen volgens de 3e persoon enkelvoud (o)?




Wat is de vervoeging van het 7e werkwoord spielen volgens de 3e persoon meervoud (zij)?




8. Wat is de vervoeging van het werkwoord reden volgens de 2e persoon enkelvoud (jij)?




Wat is de derde persoon enkelvoud van het negende werkwoord arbeiten?




10. Welke van de volgende is de gebiedende wijs van het werkwoord kommen?




11. Hoe kom je aan de gebiedende wijs van een werkwoord?




12. Welke van de volgende werkwoorden heeft een onjuiste infinitief?




13. Bij het toevoegen van tijden aan werkwoorden waarvan de stam eindigt op een van de letters -dmnt, wordt er een letter -e tussengevoegd Welke van de volgende is geen voorbeeld van deze werkwoorden?




14. Beantwoord vraag 13 voor de volgende mogelijkheden.




Auteursrecht © almancax