Leeftijdsvraagzinnen in het Duits

Hier zijn enkele zinnen die u kunt gebruiken om de leeftijd in het Duits te vragen:



  1. Wie heeft de onderste bist? - Hoe oud ben je?
  2. Hoe oud zijn zij? - Hoe oud ben je?
  3. Kannst du mir dein Alter verraten? – Kunt u mij uw leeftijd vertellen?
  4. Wie viel er op? - Hoe oud ben je?
  5. Darf ich fragen, wie alt du bist? – Mag ik vragen hoe oud je bent?
  6. In welchem ​​Jahr bist du geboren? - Welk jaar ben je geboren?
  7. Wil je de Geburtstag? - Wanneer is je verjaardag?
  8. Welches Alter hast du erreicht? – Welke leeftijd heb je bereikt?

Het vragen naar de leeftijd moet zorgvuldig gebeuren, aangezien het een persoonlijke kwestie is en voor sommige Duitsers gevoelig kan liggen. Het is belangrijk om het comfort en de wensen van Duitsers te respecteren voordat ze naar hun leeftijd worden gevraagd.

Wie heeft de onderste bist? Het is een meer informele vraag en wordt gebruikt tussen vrienden, familieleden of kennissen.

Hoe oud zijn zij? Het is een meer formele vraag en wordt gebruikt in zakelijke situaties of bij het stellen van vragen aan mensen die u voor de eerste keer ontmoet.

Leeftijd vragen en leeftijdszinnen vertellen in het Duits

  • Wie heeft de onderste bist? - Hoe oud ben je?
  • Hoe oud zijn zij? - Hoe oud ben je?
  • Ich bin fünfzehn Jahre alt. - Ik ben vijftien jaar oud.
  • Ich bin dreißig Jahre alt. - Ik ben dertig jaar oud.

Een andere optie is “wie alt ist er/sie?” is te gebruiken. Deze vraag is: "Hoe oud is hij/zij?" Het betekent en is formeler omdat het voornaamwoord “er/sie” wordt gebruikt.

Voorbeeldzinnen:

  • Wie wil alt? - Hoe oud is zij?
  • Wie is het? - Hoe oud is zij?
  • Er is vierzig jaar alt. - Hij is veertig jaar oud.
  • Het is een funfundzwanzig jaar alt. – Hij is vijfentwintig jaar oud.


Deze vind je misschien ook leuk