Duitse daten
Duitse introductiezinnen zijn zinnen die u kunt gebruiken bij het ontmoeten van een nieuwe persoon. Deze zinnen kunnen zowel in formele als informele omgevingen worden gebruikt.
Inleidende zinnen voor formele gelegenheden:
- Goedendag. Ich bin [naam].
- Hallo. Ik ben [naam].
- Wie heissen Sie?
- Wat is je naam?
- Ich bin [naam] aus [stad].
- Ik ben [naam], uit [stad].
Inleidende zinnen voor informele omgevingen:
- Hallo. Ich bin [naam].
- Hoi. Ik ben [naam].
- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het?
- Ich bin gut, danke. En wat?
- Het gaat goed met me dank je. Hoe is het met je?
Je kunt ook inleidende zinnen gebruiken door ze als volgt te combineren:
- Goedendag. Wie heißen Sie?
- Hallo. Hoe heet je?
- Hallo. Ich bin [naam]. Wie heißen Sie?
- Hoi. Ik ben [naam]. Hoe heet je?
- Ich bin [naam] aus [stad]. Wie heißen Sie?
- Ik ben [naam], uit [stad]. Hoe heet je?
Je kunt ook inleidende zinnen gebruiken door ze als volgt af te ronden:
- Goedendag. Ich bin [naam]. Ich komme aus [stad].
- Hallo. Ik ben [naam]. Ik kom uit [Stad].
- Hallo. Ich bin [naam]. Ich bin [beroep].
- Hoi. Ik ben [naam]. Mijn beroep].
U kunt meer te weten komen over de persoon die u zojuist hebt ontmoet door inleidende zinnen als deze te gebruiken:
- Woher kommst du?
- Waar kom je vandaan?
- Was macht du beruflich?
- Wat is je baan?
- Was sind deine hobby's?
- Wat zijn je hobbies?
U kunt Duitse introductiezinnen gebruiken om uw spreekvaardigheid in het Duits te verbeteren. Door deze zinnen te gebruiken, kunt u zich prettiger voelen zonder bang te zijn nieuwe mensen te ontmoeten.
Stel dat u een Duitser heeft ontmoet en dat u een kort gesprek wilt hebben. Laten we dus een grote verscheidenheid aan zinsvoorbeelden opschrijven die u tijdens een gesprek kunt gebruiken:
Hieronder vindt u enkele voorbeelden van inleidende zinnen in het Duits:
- Hallo! (Hallo!)
- Guten morgen! (Goedemorgen!)
- Goedendag! (Hallo! – Overdag beschikbaar)
- Guten Abend! (Goedeavond!)
- Wie heist du? (Hoe heet je?)
- Mijn naam is [uw naam]. (Mijn naam is [Jouw naam].)
- Es freut mich, dich kennenzulernen. (Aangenaam kennis te maken.)
- Hoe gaat het met je? (Hoe is het met je?)
- Het is goed, danke. (Alles goed, bedankt.)
- En richt? (En jij?)
- Wat kommst du? (Waar kom je vandaan?)
- Ich komme aus [Stad/Land]. (Ik kom uit [Stad/Land].)
- Was macht du beruflich? (Wat is uw beroep?)
- Ich bin [Beroep]. (Ik doe [Beroep]).
- Wat is het beste? (Hoe oud ben je?)
- Ich bin [Leeftijd]. (Ik ben [Leeftijd] jaar oud.)
- Heeft u een Geschwister? (Heb je een broer of zus?)
- Ja, ik heb [Anzahl] Geschwister. (Ja, ik heb een broer [Anzahl].)
- Nein, ik heb geen Geschwister. (Nee, ik heb geen broer.)
- Is het mogelijk om te trinken? (Wil je iets drinken?)
- Ja, hoor. (Ja met plezier.)
- Nee, dankje. (Nee bedankt.)
Deze zinnen zijn veelgebruikte zinnen die u kunt gebruiken wanneer u iemand anders ontmoet of chat.
Duitse introductie en korte chatzinnen
Voorbeeldintroductiezinnen voor formele omgevingen:
- Guten Tag, Frau Müller. Ich bin Herr Schmidt.
- Hallo, mevrouw Müller. Ik ben meneer Schmidt.
- Wie heissen Sie?
- Wat is je naam?
- Ich bin Frau Müller uit Berlijn.
- Ik ben mevrouw Müller, uit Berlijn.
Voorbeeldintroductiezinnen voor informele omgevingen:
- Hallo, ik ben Lisa.
- Hallo, ik ben Lisa.
- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het?
- Ich bin gut, danke. En wat?
- Het gaat goed met me dank je. Hoe is het met je?
Voorbeeldzinnen die u kunt maken door inleidende zinnen te combineren:
- Guten Tag, Frau Müller. Ich bin Herr Schmidt. Wie heißen Sie?
- Hallo, mevrouw Müller. Ik ben meneer Schmidt. Hoe heet je?
- Hallo, ik ben Lisa. Alsjeblieft, Berlijn. Hoe gaat het?
- Hallo, ik ben Lisa. Ik kom uit Berlijn. Hoe is het met je?
Voorbeeldzinnen die u kunt maken door de inleidende zinnen af ​​te maken:
- Goedendag. Ich bin [naam]. Ich komme aus [stad].
- Hallo. Ik ben [naam]. Ik kom uit [Stad].
- Hallo. Ich bin [naam]. Ich bin [beroep].
- Hoi. Ik ben [naam]. Mijn beroep].
Voorbeeldzinnen die u kunt gebruiken om meer te weten te komen over de persoon die u zojuist hebt ontmoet:
- Woher kommst du?
- Waar kom je vandaan?
- Was macht du beruflich?
- Wat is je baan?
- Was sind deine hobby's?
- Wat zijn je hobbies?
Door deze voorbeeldzinnen te gebruiken, kunt u uw spreekvaardigheid over vergaderen in het Duits verbeteren.